Even voorstellen 14: Aleida Hulsman

Aleida Hulsman

Beste allemaal, ik ben zuster Aleida Hulsman en geboren 1904 in Arnhem als jongste van vijf kinderen. Nadat ik in Heerlen de verpleegsteropleiding heb afgerond, kom ik via Haarlem en Amsterdam in Vught terecht. Daar werk ik bij de net opgerichte Vughtse afdeling van het Wit-Gele Kruis en woon ik op Taalstraat 158, op Ploegstraat 49 en op Koestraat 1. Ruim tien jaar bezoek ik patiënten aan huis en help ik de arts vele Vughtse baby’s het levenslicht te zien. Ik ben de eerste aangestelde gediplomeerde kraamverzorgster van het Wit-Gele Kruis.

Oorlogstijd
Tijdens de oorlog komen in 1943 de eerste gevangenen in Kamp Vught aan. Omdat alleen Rode Kruisverpleegsters toegang krijgen tot het kamp, leen ik een verpleegsterskapje van het Rode Kruis. Ook bouw ik een band met de SS-commandant op, allemaal om de gevangenen te helpen. Zo neem ik pakketjes voedsel mee. Als een SS’er mij eens bedreigt met een revolver, roep ik: “Schiet me maar dood, ik ben toch niet getrouwd!” en blijf ik boterhammen smeren. Bang ben ik wel, maar je kunt als verpleegster die mensen daar niet aan hun lot overlaten.
In juni 1944, als de geallieerden naderen, besluit de Duitse leiding het kamp te ontmantelen en wordt het kamp aan mij ‘namens het Rode Kruis’ overgedragen. De mannen gaan op transport naar Sachsenhausen, de vrouwen naar Ravensbrück. Als er dan nog springladingen aanwezig blijken te zijn, alarmeer ik het verzet en ir. Lamers om de bommen onschadelijk te maken. Het had mij een goed idee geleken, om er een TBC-sanatorium van te maken, maar het kamp heeft een andere invulling gekregen.

Voorzitter vrouwen van de Katholieke Actie
Al snel na de oorlog vertrek ik naar Roosendaal, waar ik mijn man André ontmoet en bij Philips werk. Na het overlijden van André word ik voorzitter van de vrouwen van de Katholieke Actie en komt er een buurthuis. Daarnaast wordt er een nieuw verzorgingshuis “De Brink”, vernoemd naar mijn man, geopend. In 1987 sterf ik na een lang, zorgzaam leven in Roosendaal.