Even voorstellen 13: Pieter Thomson

Pieter Thomson

Goedendag, mijn naam is Pieter Thomson, zoon van Bernard Heidenreich Thomson en Maria Wilhelmina Pompe van Meerdervoort. Ik ben de vijfde generatie uit een van oorsprong Schots geslacht dat veel militairen oplevert. Zowel grootvader luitenant-kolonel Jan Jacob Thomson, die gewond raakt tijdens de Slag bij Waterloo, als mijn geliefde broer Lodewijk ontvangen de Militaire Willemsorde. Mijn op Fort Crèvecoeur geboren vader is officier van Gezondheid 1e klasse bij de marine. Net voor de Tweede Wereldoorlog sneuvelt Lodewijk, kolonel bij de infanterie, in Albanië. Hij is de eerste Nederlander die tijdens een vredesmissie sterft.

Militaire carrière
Het mag geen verrassing heten, dat ik een militaire carrière zou opbouwen. Ik volg in Arnhem een opleiding tot officier der infanterie, maar besluit zestien jaar later de infanterie te verruilen voor de Koninklijke Maréchaussée. Landelijke bekendheid krijg ik als de bestrijder van de ‘Heikesmannen’, een stel misdadigers uit St. Willebrord. Na het voeren van het districtscommando in Sas van Gent, Vlissingen, Breda en Arnhem, word ik in 1919 benoemd tot commandant van de 1ste divisie van de KM in Noord-Brabant. Ongeveer gelijktijdig richt ik de Politiepartij op, om net als mijn broer, in de Tweede Kamer te komen. Dat loopt uit op een fiasco.

Burgervader van het villapark
Met mijn tweede vrouw, Clementine Boddaert, verhuis ik in 1922 van Den Bosch naar de Heiweg in het pas geopende villapark. Vier jaar later word ik weer overgeplaatst naar Den Haag, maar na mijn pensionering als kolonel betrekken wij een woning aan de Middenweg in Vught. Behalve voor het Nederlandse Rode Kruis en politiehondenverenigingen zet ik mij in voor de Vughtse Vereniging Oranjedag en ben ik onbezoldigd directeur van de Vughtse VVV. Mijn plan om aan de Loonsebaan een fontein met drinkwaterkranen te plaatsen wordt door buurtbewoners opgepakt, om een monumentje te maken voor mij als ‘burgervader van het villapark’. Wandelaars die van de Vughtse Hei komen rusten daar nog steeds uit. Een maand voordat ik in 1936 onverwacht overlijd, verlaten mijn vrouw en ik Vught voor Den Haag.
Beeldbron: BHIC