Schatten van Vught 7: De toneelkapper
Wim van Lamoen was een bekende tabakshandelaar, die aan het begin van de twintigste eeuw in de Dorpsstraat (waar nu juwelier Ripassa zit) een filiaal beheerde van de Koninklijke Nederlandsche Sigarenfabriek Goulmy & Baar uit Den Bosch (en Amsterdam). Deze fabriek verkocht zijn producten door het hele land in eigen filialen. Ook de kiosk op de Boulevard van de IJzeren Man was van Goulmy & Baar en werd beheerd door Van Lamoen. In 1921 verhuisde Van Lamoen naar de hoek van de Helvoirtseweg en de Taalstraat. In het pand dat burgemeester P.J. van Heeswijk omstreeks 1860-’70 liet bouwen, vestigde hij sigarenwinkel ‘La Habanera’, opnieuw als filiaal van Goulmy & Baar. Omdat zijn klanten ook om andere merken vroegen en Goulmy daar geen toestemming voor gaf, begon Van Lamoen enkele huizen verder, op Taalstraat 159, voor zichzelf. Behalve tabakshandelaar was hij ook kapper. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Theo, die prioriteit gaf aan het kappersvak, evenals diens zoon, die opnieuw Wim heette. Deze drie generaties Van Lamoen hadden een belangrijke nevenactiviteit: die van toneelgrimeur. Theo was de grimeur van de Vughtse toneelvereniging Hoger Streven, maar eigenlijk van alle toneelclubs in de Meierij. Omstreeks 5 december zorgde hij er ook voor dat de hoofdrolspelers van dat moment er in Vught piekfijn uitzagen.
Op de ramen van de kapperswinkel in de Taalstraat stond trots: ‘Toneelkapper’. Een deel van de kapperszaak staat nu in DePetrus, als onderdeel van de vaste tentoonstelling van het Vughts Museum. Het museum heeft ook ‘Mijn schminkboek’ van Theo van Lamoen, een met de hand geschreven cursus over grimeren, keurig ingebonden in twee delen. Toneelkappen is een afmattend beroep dat om een ijzersterke gezondheid vraagt, schrijft Theo in zijn inleiding: ‘want het is werkelijk geen kleinigheid om des avonds gedurende 4 à 5 uren achter elkaar bij ingespannen arbeid in een bedompte atmosfeer die in de ruimte achter het toneel heerscht door te brengen. (…) Degene die dus de meening toegedaan is dat het beroep van toneelkapper een kleinigheid of een peuleschilletje is, die vergist zich hierin geheel en al’.