Tijdens de druk bezochte opening van de expositie van Jacques Frenken op 12 december schetste Céline Rutten een beeld van het werk van de thans 85-jarige kunstenaar. We geven een samenvatting.
De expositie ‘Jacques Frenken – zijn Vughtse periode’ laat werken zien uit de tweede periode (1959-1975) waarin Frenken in Vught woonde. Zijn werken kenmerken zich door grote diversiteit in materialen en periodiek nieuwe stijlen. Met name in de periode 1960 tot 1970 heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan het gezicht van de beeldende kunst in Nederland. Kenmerkend voor Frenken is de altijd aanwezige constante in zijn werk: het indelen in vakken. Altijd is er in zijn werk een onweerstaanbaar ritme te ontdekken. De op Bleyenburg aanwezige beelden van Franciscus (8 elementen) en Antonius (31 elementen) zijn hier voorbeelden van. Kenmerkend zijn ook de door alle periodes heen terugkerende elementen uit de christelijke cultuur. Het bewerken van heiligenbeelden, ingegeven door diep respect voor de religieuze cultuur, bezorgde hem roem en bekendheid, maar ook onbegrip en zelfs agressie.
Een belangrijk onderdeel van zijn werk waren gigantische glas-in-loodramen van een ongekende expressie. Zelf noemde Frenken de ramen in Horst het mooiste wat hij ooit gemaakt heeft. Eind jaren zeventig trok hij zich steeds meer terug en begon, na een periode waarin hij alles zwart zag, vanuit het niets op exact een vierkante meter zijn minimalistisch werk te maken. Het werk van Frenken is niet tijdloos, het vertelt iets over de tijd waarin iets gemaakt is. Hij stond midden in de tijd en vertaalde die tijd en wat er gebeurde naar zijn eigen handschrift: een tijdsdocument.
(De volledige tekst van de lezing van Céline Rutten is verkrijgbaar in Villa Bleyenburg)